Met De Allerlaatste Caracara Ter Wereld schreef Peter Verhelst een prachtige roman vol uitgepuurde observaties en zonder overbodige woorden, maar veel werkwoordloze waarnemingen.
De schitterend aaneengeregen poëtische vaststellingen voeren ons weg van de (bewuste) bombast van Zwerm. Het verenigt de talige overtreffing van Memoires Van Een Luipaard, het vuurwerk van Tongkat, de romantiek van De Kleurenvanger en de maatschappelijkheid van… Zwerm. Het is een verhaal over de macht, de onmacht en de wezenloze kracht van verhalen, en de zinloze kwestie van het waarheidsgehalte ervan. Peter Verhelst brengt een paradijs tot leven in woorden en in zwijgen, vanuit een onmetelijk verbeeldend vermogen om ook de kleurenpracht en geluiden van de lokale fauna en flora te verlevendigen, in verhalen en verhaallijnen die op zich een paradijs vormen. Een waar bordeel van korte verhaalstoten, zacht deinende hoofdstukjes.
Een jonge, Belgische arts spoelde aan op een exotisch eiland, 15 jaar geleden, met een boot of zo, op zoek, vooraleer vrouwen uit de zee nu datzelfde doen, via vissersnetten, uit de zee of zo, en minder op zoek. Het is een rietsuikereiland van vissers, een wat besloten gemeenschap. Het is een eiland van schaarse hoofdrolspelers; dokter Victor Duval, de priester Coriolan, een commissaris, Madame van het koffiehuis. Langzaam versmelten hun verhaallevens, vanuit de zoektocht van de dokter en de vraagtekens over zijn militaire vader.
Zo komen we uit bij Cassandra, eilanddochter, die haar geliefde verloor aan de zee, zuster en ontfermster over aangespoelde wezens. Het verleden eist een prominentere plaats op naarmate ook de hoofdstukken langer worden, en de soldaten landen. Opnieuw. Zoals het verleden. De militairen komen om de aangespoelden, vrouwen en intussen ook kinderen, te beschermen tegen zichzelf. Vrouwen en dieren uit de zee. En wie weet waar nog vandaan? En waar terug heen? Ze hebben geen tong om verhalen van een toekomst te maken. Maar ze spelen met de wind, de laatste wind die zich niet vangen laat.