Zeggen dat DBC Pierre de kunst verstaat het absurde tot letterkundige realiteit te verheffen via wellustige kronkels van woorden, leugens en misverstanden is een understatement. Dat toonde hij in zijn debuut Vernon God Little alvast met verve aan. Het leverde hem vanuit zijn nietsland roem, faam en fans op.
Alhoewel zijn fans dus niet om een kronkeltje meer of minder mogen malen, lijkt het me nog niet zo zeker dat ze daarom ook noodzakelijk heel warm werden van de opvolger, Ludmila’s Gebroken Engels.
Daarin gebruikt DBC zijn uitgebreide taalpallet om zowaar nog een hele stap verder te gaan, m.i. tot op het niveau van (bewuste?) ongeloofwaardigheid. Misschien wilde hij testen of gedrukte woorden werkelijk absurdistan onze huisgeesten kunnen binnenloodsen?
DBC weeft 2 verhalen door en (uiteindelijk) in elkaar.
Met het verhaal van het ontluikende bergmeisje Ludmila maakt hij de post-Sovjet dagen tastbaar. Een tijdperk van nieuwe republieken die geteisterd worden door nieuw-nationalismen, burgeropstanden, mensverdrukking en staatscorruptie. In dialogen van Russisch gevloek en barse onvriendelijkheid brengt hij een ogenschijnlijk absurde samenhang van gebeurtenissen die bij nader inzien wel eens een rauwe realiteit zouden kunnen voorstellen. Rauw zoals realiteiten zijn. Zo gek is misschien dat woordig gekronkel nog niet? Te gek voor woorden, dat wel, maar het samenleven in een barre, koude hut omgeven door sneeuw, machinegeweerkogels en corrupte ambtenaren wordt wel uitzonderlijk knap tot leven gebracht. De barbaarse omstandigheden knagen en het drankmisbruik, en al zijn nare gevolgen, dringen hard door.
Het tweede verhaal speelt in burgerlijk Engeland. Een Engeland dat zou leven onder de druk van terreur, alhoewel dat weinig voelbaar is. We krijgen het verhaal voorgeschoteld van 2 eilandbewoners die de burgerlijkheid ervan erg bewonderen. En ze zouden er ook graag aan deelnemen. Dat is minder eenvoudig dan het klinkt, want Blair en Gordon (‘Bunny’, ‘Buns’) Heath zijn een siamese tweeling. Zij overleefden hoogst uitzonderlijk hun geboorte, maar wegens verstoting door hun ouders eindigden ze in een instelling. Nu ja, eindigen. Na 33 jaar, en onder groeiende druk van privatisering, worden ze niet alleen alsnog gescheiden maar worden ze ook apart-samen Londen in gegooid.
In dialogen van broederlijk gevloek en oversekste onvriendelijkheid schetst DBC de gebeurtenissen die de gescheiden broers doormaken. Het lijkt totaal uit de lucht gegrepen en in een ogenschijnlijk absurde samenhang ingebed. Niet rauw zijn ze, omdat de zin voor realiteit ontbreekt. En zo gaat het thema van de oneigenlijke uitwassen van overhaaste privatisering ook enigszins de mist in.
Ludmila zoekt de broers, maar weet het niet. De broers zoeken een fabriek, alhoewel ook weer niet die fabriek, maar vinden haar. Uiteindelijk doorlopen beide verhalen afwisselend het gekst mogelijke verhalendoolhof vooraleer ze bijzonder bloedig siamees eindigen tegen een kaukasische bergflank na een diner van gekookte geit. Om niet romantisch te eindigen. Bye bye.