Posted on Leave a comment

En de midvoor, hij scoorde (ook in boeken)

Ik heb Jan Mulder nooit in het echt weten voetballen. Daarvoor ben (was) ik te jong. Hij dus te oud?

Het vormde geen beletsel om intens te genieten van zijn boek Chez Stans, waarin hij teder terugdenkt aan zijn overgang naar en 7-jarig verblijf bij Sporting Club Anderlecht. Centraal staan echter vooral de liefdevolle herinneringen die hij ophaalt, aan het kleurrijke en immer gezellige Brussel, de gemoedelijkheid, de kleurrijke personages, de specifieke lokaties, de autos, de vrouwen en… het voetbal.

In de eerste helft van Chez Stans speelt Jan mooie één-tweetjes uit tussen heden en verleden, Winschoten en Brussel. Later dribbelt de voetballer die hij was verbeten tegen de schrijver die hij werd. Hij (maar welke hij?) zou nochtans beter moeten weten. Mooiprater die hij was en is. Hij legt vaak een bochtig parcours af, brengt zijn lezer in de war met weer een dribbel, een draaibeweging die je even doet zoeken naar het juiste zicht op de situatie, op wie er spreekt, waar die verteller zich bevindt. Maar ik weet dus niet of dat ook zijn typische voetbalstijl was. Wegens te jong. Hij te oud? Erg opvallend is alleszins de openheid waarmee de aimabele heer spreekt over de romantiek in zijn voormalig voetballersbestaan, de vele liefdes, groot, klein, kort, lang, onverteerd, soms ongeconsumeerd, soms nabij, soms veraf. Voorbijgaand, zoals blessures, groot en klein.

Opvallende momenten, hilarisch of vertederend, zijn er in overvloed. Ik genoot erg van de verplaatsingen van het verre Winschoten over Breda, Wuustwezel, Antwerpen naar het geheuvelde Brussel, langs het paleis. Datzelfde paleis waar hij afsprak met een Nederlandse bondscoach, net op tijd om diens arrestatie te kunnen voorkomen. Of de geboorte van zijn zoon, Youri (niet: Yuri), en de liefdevolle kinderopvang die Jan en Johanna werd geboden. Prachtig is de beschrijving van de ontvangst van de notabelen van Anderlecht in zijn nederige thuis in het verre noord-Nederland, de dag dat het bedrag voor zijn aanwerving wordt meegedeeld.

Kortom, de staalharde voetbalanalyticus verschijnt hier als onderhoudend causeur, maar nog steeds scorende midvoor, een authentieke verteller die zijn taal ook prachtig doorspekt met Brussels en koetervlaams. En met de nodige, kromme voetballogica.

Aangrijpend vertelt hij van zijn noodzakelijk vertrek uit Anderlecht (zijn trots, weet u), en het afscheid van ‘zijn’ Brussel. Zou hij zich die middelvinger naar Kessler betreuren? Ik gok van niet. De overstap naar Ajax? Dat weet ik niet zeker, want uit dit boek spreekt zovele jaren later nog zoveel hunkering naar ‘zijn’ club (Anderlecht) en het Brussel van die vroege jaren 70 dat hij in Amsterdam nooit zo gelukkig kan geweest zijn. Of wel? Misschien komen we het wel te weten in een opvolger van Chez Stans.

Leave a Reply