Wat een prachtig lees-boek, dit prijsbeest van de Canadese schrijver Yann Martel. Al die jaren (sinds de Man Booker prize 2002) riep het me, prikkelde me, kietelde mijn nieuwsgierigheid te kunnen weten hoe een boek, wat een verhaal kan zijn over niet meer dan de overleving van een jongen en een (Bengaalse) tijger, een bevreemdend samen-leven op een verloren zee, verloren op een zee, op weg naar redding?
De start kan nauwelijks sterker, met het autobiografische dwaalspoor dat vloeiend doorloopt naar de roman. Waar eindigt-begint het ene-andere?
Daarna voelde het wat onwennig, de voorafgang aan de reis, de geboorte van een multireligieuze jongeman (pathetisch èn hilarisch), verhalen van een dierentuin, de basis voor het blijvende mengsel van godsdienst en biologie (guru vs. leraar), de gewording van een zwembad naar een wiskundig getal. Maar je begrijpt, daar begint het, Het Leven Van Pi. En, alhoewel ik er nooit was, voelt het als het echte India. En zelfs als dat niet zo is, bewijst dat niet des te meer de kracht van een goed… verhaal?
Kan dat de essentie van een boek zijn? Hoe het verhaal erin waar kan zijn, of ook weer niet. Realiteit kan zijn, meer dan realiteit, boven de realiteit staan, de realiteit degradeert tot eeuwig saaie alledaagsheid?
En dan, éénmaal op zee, alleen, met de dieren, met een dier, wow, daar gaat het verhaal met je aan de haal. De zee in geuren en kleuren, storm, wind en water, het overleven in geuren en kleuren -ook wel volgens het boekje-, de gedwongen transformatie van een vegetariër. Schitterend gebracht, verhaald, in voortdurend wisselend perspectief. Wie redt in godsnaam toch een tijger uit het water? Een dodelijk monster van 200kg, allesbehalve vegetariër… Om te overleven misschien?
Mij rest, na een beklijvend boek, nog de vraag of de schrijver misschien de enige, echte tijger is? Het schrijven van een boek als een overlevingsstrijd (tegen de eenzaamheid en andere waterelementen)? Een overwinning op de autobiografische alledaagsheid?
Geloof vooral wat je zelf wil!