Posted on Leave a comment

Schrijven Zonder Zwemmen

Net gelezen, en nu al op de longlist voor de Ako literatuurprijs 2012!

Herman Brusselmans met Watervrees Tijdens Een Verdrinking

(de genomineerde werken van Elvis Peeters, “Dinsdag“, en Erik Vlaminck, “Brandlucht”, las ik ook intussen. Stefan Brijs met Post Voor Mevrouw Bromley wacht)

Het boekwerk Watervrees Tijdens Een Verdrinking is voor het volle pond gewijd aan de beschrijving van een verzopen leven zonder vrouw; en de schrijver suggereert nogal expliciet dat het zijn leven betreft. Want de beroemde Gentse schrijver Brusselmans (Herman) zit zonder vrouw. Niet geheel uit eigen wil. Maar dat maakt weinig uit; feit is dat hij op zoek moet naar een nieuwe vrouw. Maar hij wil niet op zoek naar die derde vrouw. Hij wil eigenlijk gewoon nummer 2 terug, Phoebe, niet zomaar een nummer. Of toch, 20 dan, van (bijna) 20 jaar getrouwd.

Zijn zoektocht is dus tot mislukken gedoemd, maar hij werd toch gestart, die zoektocht, op café. De zoektocht leidt langs nogal wat vrouwen/meisjes. Maar wie kan tippen aan Phoebe? Katrien niet, want ze kent de Triumph Street Triple 675 R niet, en slaat overvallers halfdood met een fles cola. Katrien’s opgetrommelde vriendin Layla, alhoewel zonder waterknieën, heeft geen interesse in boeken. Nog een geluk dat de vooroordelen waar zelfgeroemde schrijver van overloopt, meestal blijken te kloppen. Dat helpt in de afwijzing. En Layla’s zuster, Erika, is gewoon zo’n voortdurend op een hippe telefoon tokkelende mokkel, met veel te doordeweekse benen. Zoals al die andere troela’s.

Via hinkende gedachten en over en weer springend op 5 benen wentelt Brusselmans zich in passie, haat, zelfmedelijden, compassie en beheerste frustratie in een al bij al mild boek, waarin de zwarte humor goed gedoseerd blijft. Een zeker onbehagen maakte zich af en toe van me meester, als mijn gedachten afglijden naar de realiteit waar dit op gebaseerd is. Maar -ach- door de jaren heen moet de omgeving van de beroemde meneer Brusselmans (Herman) het meer dan gewend geraakt zijn om op z’n minst delen van het eigen bestaan in boekvorm misbruikt te zien worden.

Dit boek bevat alvast meer variatie dan enkel het nieuwe blik BV’s dat hij open trekt, de gestaag oversekste toespelingen en de beledigingen van maatschappelijke minderheden. Dit boek bevat voortdurend opduikende verwijzingen (naar Jan wolkers, de gebroeders Wright, Louis Paul Boon, Marcel Proust en Haruki Murakami) die de auteur hardnekkig weigert uit te werken. Is het de weerspiegeling van het leven zoals Brusselmans het ziet? Is het twijfel (angst?) meer intellect bloot te geven, iets te produceren dat als ‘literatuur’ zou kunnen geïnterpreteerd worden? Tegelijk zinspeelt hij er toch voortdurend op dat hij het zou kunnen, maar bewust niet doet. Zodat wij, lezers, ons aan het einde van ‘s mans leven voor altijd zullen moeten afvragen welk absoluut meesterwerk ons niet werd gegund. Het is een spel, een literair spel. En het is gemakkelijker om te spelen dan zijn leven zelf, me dunkt. Want daar zijn al die driedubbele kronkels wat minder beheersbaar dan op papier, me dunkt.

In Amsterdam zal het leven van de ik-persoon ook niet verder gezet worden. En de toestand wordt dra zo hopeloos dat meneer zelfs mokkels in aanmerking moet nemen die meneer niet als auteur kennen, laat staan zijn boeken, of -erger nog- hem omschrijven als ‘geen literaire vernieuwer’. Grappig hoe Brusselmans spot met dit populistische (of is het intellectualistische?) beeld van hem. Zichzelf via zijn personages niet al te ernstig neemt. Oeps. Hij lijkt nog wel een genre op zich. Allicht. Hij toont hier gelukkig genoeg niet alleen zijn typisch nihilisme, maar legt extra metaforische meta-lagen boven op de simpele realiteit van de complexe overlevingsstrijd van een man van middelbare leeftijd die in de steek werd gelaten door zijn vrouw. Waarbij de (nu) ex zo vriendelijk was om de Porsche Carrera mee te nemen. Hij gebruikt zijn unieke taalsaus om de knopen, de worstelingen en de twijfels extra in de verf te zetten.

Langzaam keert de stemming. Er duikt zelfs een politiek compleet incorrecte vader-kinderwens op. Het boek ontwikkelt zich tot een wrange liefdeshistorie met fictieve liefdesprojecties in Gent, en in de Gentse koffiecafé’s. Fictieve mensmeisjes voor een reëel verwerkingsproces? Een liefdesdrama met een einde dat naar de keel grijpt, en alvast in die passage weer eens het potentieel aantoont van meneer Brusselmans. En dat werpt toch weer de vraag op wat de meeste moed vraagt? Doorgaan op je eigen literaire pad en 2 boeken per jaar volgens je eigen idioom kakken, of minstens voor 1 keer de koers van de Grote Literatuur inslaan en een overeenstemmend werk schijten? Ik durf het waarlijk niet zeggen. Het was ook alweer een jaar of 15 geleden dat ik nog een Brusselmans gelezen had.

Leave a Reply